Heksen in de wijnkelder
Een jonge heks was eens met een troepje oudere heksen van Herkenbosch naar Keulen geweest, om zich daar in een wijnkelder, aan een van de oude heksen bekend, te goed te doen. Dat was zo gegaan. De overste van de heksentroep had, nadat elk op haar bezemsteel had plaats genomen, maar gezegd:
Hoetepetoet!
Door de sjoarstein oet,
Euver hek en sjtroek,
Tot in Keulen in de wienkelder,
En dan oug weer droet.
[Huitepetuit!
Door de schoorsteen uit,
Over hek en struik,
Tot in Keulen in de wijnkelder,
En dan ook weer eruit.]Dat was de jonge heks daar in Keulen zo goed bevallen, dat zij zich voornam de reis nog eens te maken, maar nu, om wat meer vrijheid te hebben, alleen met een vriendin die evenals zij, eerst pas bij het heksenkorps was ingelijfd.
Door de schoorsteen uit,
Over hek en struik,
Tot in Keulen in de wijnkelder,
En dan ook weer eruit.]Dat was de jonge heks daar in Keulen zo goed bevallen, dat zij zich voornam de reis nog eens te maken, maar nu, om wat meer vrijheid te hebben, alleen met een vriendin die evenals zij, eerst pas bij het heksenkorps was ingelijfd.
De vriendin durfde in het eerst wel niet goed, maar zij liet zich toch bepraten. Op zekere nacht stonden de twee heksen dan ook gereed, om klokslag middernacht de tocht te wagen.
Hoetepetoet!
Door de sjoarstein oet,
Dan door hek en sjtroek,
Tot in Keulen in de wienkelder,
En dan niet weer droet.
[Huitepetuit!
Door de schoorsteen uit,
Dan door hek en struik,
Tot in Keulen in de wijnkelder,
En dan niet weer eruit.]De jonge heks zou al gauw merken, hoe lelijk zij zich had vergist. Want in plaats van hoog door de lucht te rijden, als de eerste keer, ging het nu laag langs de grond, vooruit door heggen en struiken naar de wijnkelder.
Door de schoorsteen uit,
Dan door hek en struik,
Tot in Keulen in de wijnkelder,
En dan niet weer eruit.]De jonge heks zou al gauw merken, hoe lelijk zij zich had vergist. Want in plaats van hoog door de lucht te rijden, als de eerste keer, ging het nu laag langs de grond, vooruit door heggen en struiken naar de wijnkelder.
Ze zagen er uit, toen zij aankwamen in de wijnkelder! Hoofd en schouders vol striemen en bulten, en haar kleren waren er al niet veel beter aan toe. Daar lagen ze nu in de kelder, kermende van pijn. Toen die wat naliet herinnerden zij zich weer, waarom zij die dolle tocht hadden ondernomen. Zij probeerden nu haar chagrijn weg te drinken, wat haar wonderwel lukte. Zij herinnerden zich evenwel ook, dat de duivel haar de nek brak, wanneer zij niet voor zonsopgang weer thuis zouden wezen.
Toen zij het nu tijd vonden om te vertrekken, poogden zij op dezelfde manier weg te komen, als zij er waren gearriveerd. Zij 'bestegen' haar bezemstelen, maar het ging ditmaal niet zoals de vorige keer. Haar 'paarden' roerden zich niet. Of zij de bezemstelen nu ook al het achterste voren gebruikten, het hielp evenmin. Ze bleven waar zij waren. Wat nu gezongen! Zij waren verloren. Dat wisten zij. De eerste heks had immers gezegd, 'en dan niet' in plaats van 'oug weer droet'.
"Of de duivel me van nu af aan te pakken krijgt of morgenvroeg," troostte de tweede heks, "dat maakt niets uit op de eeuwigheid. Dan wil ik ook niet nuchter in de hel komen!" En zij dronk tot zij omlag. Dat vond de andere ook nog zo dom niet en volgde haar voorbeeld. Toen de wijntappers des morgens heel vroeg in de kelder kwamen, vonden zij daar de twee heksen liggen, stomzat en met de bezemstelen ernaast.
"Daar heb je de dieven!" zei een van de tappers. "En je ziet ook goed, van wat voor slag ze zijn."
De mannen gingen hun meester waarschuwen en eer de zon opkwam wist heel Keulen wat er was gebeurd en stonden de beide heksen, rug aan rug tegen een paal gebonden, al op de brandstapel.
Dat was een groot geluk voor de heksen, anders had de duivel haar de nek gebroken. Want toen de vlammen aan haar likten, kregen de beide vrouwen berouw over haar hekserij en bekeerden zich nog eer zij verbrand waren.
De duivel liet wel merken dat hij dat niet gaarne had, want hij vloog in de gedaante van een koetsjuul (steenuil) door de lucht, rond de brandstapel en heel de lucht rook naar zwavel en pek. Hij had echter geen macht meer over de heksen en moest dus weer alleen naar de hel terugvliegen.
* * *
Samenvatting
Een Limburgse sage over een heks die zich vergist in een toverspreuk. Een jonge heks probeert met haar vriendin samen een toverspreuk uit, die eerst een oudere heks voor haar had uitgesproken. Helaas zegt ze een aantal woorden verkeerd, waardoor het lelijk misgaat. Aan het eind van het verhaal worden zij en haar vriendin op de brandstapel gezet.
Toelichting
Vergelijk dit verhaal met De heks van de Rietmolen en De heks van Oostbroek.
Trefwoorden
toverspreuk, struik, heksensabbat, dronken, volksverhaal, limburg, steenuil, wijn, brandstapel, wijnkelder, duivel, haag, vliegen, keulen, bezemsteel, heksenverhaal, herkenbosch, vergissing, uil, heks
Basisinformatie
- Herkomst: Limburg, Nederland
- Verhaalsoort: heksenverhaal, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 4 minuten
Thema
Bron
"Limburgs sagenboek" door Pierre Kemp. Gebrs. van Aelst. Maastricht, 1925.
Populair
Verder lezen