De twee advocaten
Het was niet pluis op het Olfertsveld en iedereen in Beetsterzwaag wist wie daar rondspookten: de twee boze advocaten. Jarenlang hadden ze kwade zaken gedaan en ze wisten precies waar de mazen van de wet het nauwst en waar ze het wijdst waren. Zo hielpen ze de boeven ontsnappen en eerlijke mensen lieten ze tegen de lamp lopen.
Het waren twee broers die samen hun praktijk uitoefenden en ook in hetzelfde huis woonden. Als je er 's avonds voorbijkwam, kon je ze te keer horen gaan, want dan bespraken ze de streken die ze zouden uithalen en telkens dronken ze elkaar toe, tot ze erbij in slaap vielen.
Eens echter hadden ze zoveel gedronken, dat ze niet meer wakker werden. "Nu zullen we geen last meer van hen hebben," dachten de mensen in Beetsterzwaag, maar ja, ze hadden buiten de advocaten gerekend. De beide broers hadden geen groter plezier gekend dan het plagen van hun medemensen, en in hun kwaliteit van spoken ging hun dat nog beter af.
In die tijd was het Olfertsveld een schraal heideland, waar de weg van Beetsterzwaag naar Olterterp doorheen liep. Overdag was het er erg stil: de scheper hoedde er zijn schapen, een jager, met het geweer onder de arm, een weitas over de schouder en een patrijshond naast zich, loerde er op de hazen en over de weg reed zo nu en dan een sjees voorbij of een voerman liep er naast de zwaarbeladen wagen voort, een lange pijp in de mond.
Na zonsondergang echter was het gedaan met rust en vrede. "De dag is voor jullie, maar de nacht is voor ons," dachten de advocaten en dan begonnen ze te spoken. Wie 's avonds of 's nachts het Olfertsveld overstak, hoorde opeens voetstappen achter zich, zonder dat hij iemand zag. Werd hij bang en stapte hij vlugger door, dan liepen de onzichtbare achtervolgers ook sneller, en als hij het op het laatst op een lopen zette hoorde hij het schaterend gelach van de advocaten, dat van alle zijden tegelijk scheen te komen.
Ook rijtuigen en ruiters lieten ze niet rustig voorbijgaan, en wat de mensen niet konden waarnemen, zagen de paarden, want die sloegen dan op hol en menig ruiter tuimelde uit het zadel.
De koetsiers wisten wel beter en ze deden dan geen moeite om de paarden in te houden. Legden de dieren de oren in de nek, beten ze onrustig op het bit, sloegen ze met de staart of sprongen ze terzijde, dan gaven ze hun de vrije teugel om maar zo snel mogelijk het veld achter zich te hebben. Als zo'n rijtuig dan hotsend en botsend over de oneffen weg ratelde, hoorden de inzittenden duidelijk het luide lachen van de twee kwade advocaten.
't Is gemakkelijk te begrijpen dat men hen liever kwijt dan rijk was en toen de geduchte duivelbanner en heksenmeester Peter Kapoes van Oldeboorn het plan opperde om voor tien gerande gouden dukaten het Olfertsveld van de spoken te verlossen, werd dat voorstel in Beetsterzwaag met beide handen aangenomen.
Zo op het oog was Peter Kapoes maar een heel gewoon mannetje, een klein keuterboertje die maar weinig land bezat en met hard werken aan de kost moest komen, maar - pas op! - er zat meer achter Kapoes dan je denken zou. Datzelfde eenvoudige boertje liet heksen met bezemstok en al uit de lucht vallen en spoken klappertandden van schrik als hij hen aansprak. Als Kapoes de voordeur van een spookhuis naderde, waar niemand wonen dorst en menigeen - rats! - de hals was afgesneden dan stoven de kwade geesten de achterdeur uit.
Wie na donker met Kapoes wandelde, zag hem opeens terzijde gaan en met zijn driekantige steek onder de arm in de berm wachten op datgene wat over de weg kwam... de voorschaduw van een gebeurtenis die eens komen zou, een nachtelijk voorgezicht. Wie dan niet naast Kapoes ging staan en halsstarrig door bleef lopen op de weg, kreeg zo'n oorveeg van een onzichtbare hand, dat hij met suizebollend hoofd opzij tuimelde.
Nee, tegen Peter Kapoes hadden zelfs de beide advocaten geen kans.
Op een avond kwam deze duivelbanner op een wagen, met twee paarden bespannen, over het Olfertsveld gereden. Hij zat op het voorkrat en achter hem was een zitplank over de wagen gelegd.
In het midden van het veld gekomen tekende hij wonderlijke figuren in de lucht met zijn zweep en sprak zeven krachtige woorden. Aan de macht van het woord konden de advocaten geen weerstand bieden en of ze wilden of niet, ze moesten op de zitplank plaatsnemen. Peter haalde er de zweep over en de wagen snelde over de heide.
Toen ze eenmaal het Olfertsveld achter zich gelaten hadden, kon Peter Kapoes de advocaten niet langer op de wagen houden. Ze sprongen eraf, schudden hun vuisten tegen de voerman en trachtten de wagen te doen keren: ze probeerden van alles, ze trokken zo hard ze konden, staken hun armen en benen tussen de spaken van de wielen en lieten zich zo meeslepen, ja, ze beten hele stukken uit het hout, maar de wagen ging onherroepelijk vooruit en Peter deed of hij niets zag of hoorde. Rustig zijn pijp rokend, sprak hij zo nu en dan de paarden vriendelijk toe, want de dieren hadden het zwaar te verantwoorden: ze zweetten zo dat er geen haartje op hun lijf droog bleef.
Waarom de advocaten niet terug konden naar hun oude spookplaats, het Olfertsveld? Dat zat hem in de zeven krachtige woorden, die Peter Kapoes gesproken had. Altijd moesten ze bij de wagen blijven, zo lang de paarden trekken konden en dat ze dat konden, daarvoor had Peter op zijn manier gezorgd.
De tocht ging in het holle van de nacht over Drachten, Opeinde en Suameer en daarna linksaf naar Garijp tot de wagen stilstond in een hooiland, dat nog steeds het Advocatenland heet. Daar trok Peter met zijn voet een kring in het gras onder het prevelen van een bezwering en daarna dreef hij de advocaten binnen die kring, en reed naar Beetsterzwaag om de dukaten in ontvangst te nemen.
Daar stonden nu de spoken op het afgelegen hooiland, veroordeeld om binnen de door Peter getrokken kring te blijven. Jarenlang heeft het geduurd eer er op die plek een grasscheutje opkwam, zo werd er de grond platgetreden door de al maar heen en weer lopende advocaten.
Eindelijk groeide er weer gras, als een bewijs dat de beide spoken rust hadden gevonden en nu is deze plek niet meer terug te vinden in het hooiland.
* * *
Samenvatting
Een Fries griezelverhaal over twee rondspokende advocaten. De twee geesten van boze advocaten spoken rond op de heide bij Beetsterzwaag. De inwoners vragen de beroemde duivelbanner Peter Kapoes om hun van de twee plaaggeesten te verlossen. Hij brengt ze met paard en wagen naar een klein weilandje bij Garijp dat nog altijd het Advocatenland heet.
Toelichting
Vergelijk dit verhaal met de Friese sage Het spook van de Schele Pijp en het Gelderse verhaal Het spook van de Koningshof.
Zie ook het DOC Volksverhaal van het Meertens Instituut.
Trefwoorden
friesland, duivelbanner, advocaat, plagen, advocatenland, spoken, spook, beetsterzwaag, griezelverhaal, garijp, spookverhaal, sage, heksenmeester
Basisinformatie
- Herkomst: Friesland, Nederland
- Verhaalsoort: sage, spookverhaal, griezelverhaal
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 8 minuten
Thema
Bron
"Nederlands Sagenboek" door Jacques R.W. Sinninghe. Kruseman's Uitgeversmaatschappij NV, Den Haag, 1961.
Populair
Verder lezen