donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Amaterasu


Amaterasu, de Zonnegodin, kreeg van haar vader Izanagi de hemel toegewezen, Tsoeki-no-kami, de Maangod, zou over het rijk van de nacht regeren en Soesano, de Stormgod, over de zee met haar achthonderdduizend golven.
Amaterasu was een betoverende godin met lang haar, fonkelende ogen en een lichaam dat duizenden lichtstralen uitzond. Haar verschijning was zó verblindend dat men niet met het blote oog naar haar kon kijken.
Op een keer verscheen er voor haar een goddelijke boodschapper, die haar met deze woorden aansprak: "Verheven godin, ik haast mij u mede te delen dat uw broeder, de vermaarde Stormgod op weg naar uw rijk is. Hij schijnt iets kwaads in de zin te hebben, want hij stoot luide kreten uit en zwaait onheilspellend met zijn zwaard. Alles wat hij op zijn weg ontmoet, wordt vernietigd. Schepen zijn vergaan, grote bomen ontworteld en mens en dier hebben het moeten ontgelden."
Amaterasu fronste haar wenkbrauwen toen zij dit bericht vernam. Zij vroeg zich ongerust af wat haar rusteloze broeder in zijn schild voerde. "Het is zeker geen edel doel dat hem hierheen voert," overdacht zij, "maar wanneer hij van plan is mij mijn rijk te ontfutselen, zal ik het hem niet gemakkelijk maken."
Zij nam een boog, hing twee pijlenkokers, die elk duizend pijlen bevatten, op haar rug, beschermde haar onderarmen met leren handschoenen en deed een geweldige regenboog ontstaan die zij op de aarde beneden haar bevestigde. Vervolgens schoof zij de aarde opzij, zoals wij dit met sneeuw doen, en ging er tot aan haar dijen in staan. Zij was nu gereed om de strijd met de meest geduchte tegenstander aan te binden.
Het duurde niet lang of zij zag de Stormgod aankomen, schreeuwend en tierend en met zijn zwaard om zich heen maaiend of hij een groot leger moest verslaan. Zijn haren wapperden in de wind die door zijn snelle vaart ontstond.
"Soesano, waarom ben je niet in je rijk gebleven?" vroeg Amaterasu hem. "Waarom tracht je hier de rust te verstoren?"
"Nu, dat noem ik nog eens een vriendelijke ontvangst!" lachte Soesano schamper. "Waarom ik hier kom: ik wilde je weer eens zien, zusterlief!"
"Waarom dan die voorzorgsmaatregelen en dat wapentuig? Kom werp het weg en laten wij elkaar hartelijk omhelzen."
Amaterasu liet zich gemakkelijk overtuigen. Zij overhandigde haar boog en haar pijlen aan haar broer, die ze meteen in de lucht blies, en omhelsde hem hierna innig. Zij nodigde hem uit om in haar paleis te komen en net zo lang te blijven als hij zin had; maar zij zou hier spoedig spijt van krijgen.
Nauwelijks aangekomen, haalde de Stormgod het hele paleis ondersteboven. Meubels die hem niet bevielen, smeet hij naar buiten en hij at zoveel dat de koks het niet konden bijhouden en van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in de weer waren. Hij zat de keukenmeiden achterna en gaf af en toe een nummertje wind weg, dat het paleis op zijn grondvesten stond te trillen.
Zijn zuster verkropte haar ergernis zoveel mogelijk, totdat het haar op een dag teveel werd.
Amaterasu zat toen als gewoonlijk met haar werksters in de hemelse kamer waar alle kleren werden vervaardigd. De meisjes waren ijverig aan het naaien en passen, aan het strikken en borduren, toen zij plotseling een hevig spektakel boven zich hoorden. Van de zoldering viel er een bloedende, gestroopte kip naar beneden. Weer zo'n streek van Soesano! De meisjes vlogen verschrikt uiteen, zij stootten tegen elkaar aan en sommige van hen werden daarbij ernstig verwond.
"Nu is het genoeg," dacht Amaterasu, "mijn geduld is ten einde." Zij werd rood van toorn, balde haar vuisten in machteloze woede en zwoer dat zij zich zou verbergen tot het moment dat de goden haar brutale en lompe broer uit de hemel zouden verdrijven. Op een kalme plek trok zij zich terug in een hemelse grot. Zij schoof een rotsblok voor de ingang en vertoonde zich niet meer. Op dat moment verdween de zon aan het firmament en werd het eeuwig nacht.
De goden hielden een spoedzitting op de Melkweg. Het was niet alleen erg voor de mensen dat de zon niet meer scheen, maar ook voor hen. Wat moest er gebeuren? Deze toestand kon toch niet eeuwig duren!
Onder al die duizenden en duizenden goden was er één die misschien uitkomst kon brengen. Het was Taka-mi-moesoebi, de god 'die gedachten verzamelt' - anders gezegd, de god van de Sluwheid. Hij vond het zeer vererend dat de verzamelde goden hem allereerst om advies vroegen en hij begon meteen zijn verstand te laten werken en bepaalde conclusies te trekken.
"Misschien," zei hij, even pauzerend om de spanning wat op te voeren, "misschien zou het niet onmogelijk zijn, dat de godin zich zou vertonen, wanneer, zoals 's morgens altijd gebeurt, de hanen gaan kraaien. Alles wat wij te doen hebben, is zoveel mogelijk hanen te verzamelen en dan op een gegeven moment grote lichten te ontsteken."
Enkele goden vonden het geen geweldig plan, maar men werd het er toch over eens dat men het in ieder geval moest proberen. Zo gebeurde het ook, maar Amaterasu vertoonde zich niet.
De god van de Sluwheid kwam toen met een ander plan, waarbij hij er van uitging dat niemand zo nieuwsgierig is als een vrouw, en bovendien ook niemand zo jaloers.
De goden ontboden de eenogige hemelse smid en droegen hem op een grote spiegel te maken. Zij stelden deze voor de grot op, dichtbij de ingang. Over de spiegel hingen zij kettingen van parelen en andere edelstenen en prachtige stoffen in allerlei kleuren. Vervolgens maakten zij een planken vloer op een verhoging en vroegen aan de godin Oezoeme om hierop te dansen.
Even later zag men een stralend licht uit de spleten van de ingang naar buiten dringen en weer even later verscheen het vrolijk en glimlachend gelaat van de Zonnegodin.
Oezoeme danste verder. Haar dans die eenvoudig en sierlijk begonnen was, werd hoe langer hoe potsierlijker en uitgelatener. Op het laatst brulden de goden van het lachen en steeg er een donderend applaus op.
Amaterasu was nu zó nieuwsgierig geworden dat zij het rotsblok voor de ingang opzij schoof en naar buiten kwam.
"Ik dacht dat jullie bedroefd zouden zijn, sinds ik mij heb teruggetrokken," zei zij verontwaardigd, "maar jullie schijnen er weinig mee in te zitten. Waarom hebben jullie zo'n pret?"
"Waarom zouden wij niet vrolijk zijn?" antwoordde de god van de Sluwheid, "nu wij een nieuwe godin hebben gevonden, die het in schoonheid niet tegen je hoeft af te leggen en die bovendien nog voortreffelijk danst."
Amaterasu maakte een paar sierlijke danspassen en toen zag zij haar eigen beeld in de spiegel weerkaatst. Zij bemerkte dat zijzelf die mooie godin was. Eén god trad naar voren en drapeerde een prachtig kleed om haar heen, een andere hing fonkelende sieraden om haar hals. Kreten van bewondering en verrukking klonken uit de rijen van de acht miljoen goden die hier bijeen waren.
Amaterasu voelde zich weer gelukkig en zij beloofde voorgoed bij de goden te blijven, wanneer deze haar broeder zouden verdrijven. Toen grepen de goden Soesano beet, knipten zijn baard af, rukten zijn nagels uit en zonden hem terug naar het rijk van de zee, waar hij thuis hoorde.
Sindsdien scheen de zon weer elke dag tot vreugde van alle schepselen.
*   *   *
Samenvatting
Een Japanse legende over de zonnegod, maangod en stormgod. De stormgod komt herrie trappen bij zijn zus de zonnegodin. Deze ergert zich zo erg dat ze besluit zich terug te trekken en pas tevoorschijn te komen als de stormgod haar met rust laat. Vanaf dat moment is het altijd donker en de andere goden proberen haar te overtuigen zich weer te laten zien.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen